Bestanddelen vanPsychologie van de Subjectieve Beleving©:Theorie van het Bewustzijn:'Is reductie van bewustzijn haalbaar?'- Samenvatting[eerste website versie 25-06-2004;
herziene versie 12-02-2009] Korte beschrijving.In deze theorie wordt een bewijs aangevoerd voor de onweerlegbaarheid van subjectief bewustzijn. Waarom belangrijkEen ervaring die we hebben heeft weinig betekenis voor ons als ze volledig onbewust blijft. In feite zijn veel van onze vragen, behoeften en problemen in ons leven verbonden met het bewustzijn van onszelf of anderen; met name hoe dit in een gewenste toestand te krijgen, dat wil zeggen, een toestand die aangenaam is, afgestemd op relevante gegevens en gereed om gewenste acties te ondernemen. We kunnen daarom aannemen dat inzichten in de eigenschappen en werkingsprincipes van bewustzijn van groot belang zijn op vrijwel alle gebieden van menselijke activiteit. Dat lijkt nauwelijks een probleem; immers, bewustzijn - opgevat in de gewone, 'letterlijke' betekenis, van het alledaagse 'bewust zijn', of subjectief besef hebben, van wat dan ook dat we subjectief ervaren - is het enige ding dat we kennen waardoor we alle dingen kennen waarvan we weten dat we ze kennen. Niettemin, ondanks haar schijnbaar voor de hand liggende aard, is het verschijnsel bewustzijn, nog steeds in vele opzichten een uiterst mysterieuze zaak. Het kan niet rechtstreeks worden waargenomen in materiële verschijnselen en evenmin via experimentele procedures worden aangetoond. Het heeft daarom geen plaats binnen de westerse wetenschap, die immers in de grond materialistisch is. Daarom is het in de gevestigde psychologie een lastig begrip. Wat logischerwijs overblijft is een mensbeeld dan niet verder reikt dan dat van een soort volautomatische 'biorobot', in feite een zombie zonder enige intrinsieke waarde. Daar kleven uiteraard problemen aan. Het sluit allerlei begrippen en waarden uit die verder gaan dan puur fysische of formele verschijnselen, en die we meestal essentieel vinden voor een enigszins humane samenleving: lichamelijk en emotioneel gevoel, contactuele vermogens, betrokkenheid op anderen, inlevingsvermogen (empathie), zelfbeschikking, verantwoordelijk gedrag, toerekeningsvatbaarheid, enzovoorts. In een realistisch mensbeeld daarentegen staat het subjectieve bewustzijn juist centraal: omdat dit ons alledaagse waakbewustzijn betreft waardoor we so wie so ergens enig benul of besef van hebben - en tegelijk het wonderlijke vermogen dat de noodzakelijke voorwaarde vormt voor essentiële zaken zoals kwaliteit van leven, de motivatie voor al ons leven en streven, de grondslag van waarde, liefde en schoonheid - en de kern van spirituele beleving. Het is daarom van groot belang om te kijken naar de gronden van dit fascinerende fenomeen. Dan blijkt dat subjectief bewustzijn niet zo'n 'vaag' verschijnsel is als door lieden, in min of meer 'gerobotiseerde' toestand, weleens wordt betoogd. Samenvatting (van de samenvatting)Eerst omschrijven we het begrip bewustzijn en inventariseren de typische eigenschappen van het verschijnsel die in een aannemelijke verklaring een plaats dienen te krijgen. Deze eigenschappen kunnen we indelen in disjuncte , inherente en unieke kenmerken, met elk hun specifieke consequenties en implicaties. Vervolgens bekijken we de belangrijkste algemene vormen van verklaring (reductie) van een verschijnsel: als identiek aan iets anders (parafrase), als effect van iets anders (causale determinatie/attributie ), of zelfs - mogelijkerwijs - als combinatie van die twee. Het blijkt dat bewustzijn door wetenschappers meestal wordt verklaard naar neurofysische domein of informatie -domein, of 'mengvormen' zoals quantum-fysische interpretaties en reducties van bewustzijn als (cognitieve) ' illusie'. We kunnen nu voor elke bekende vorm van bewustzijnsreductie systematisch nagaan in hoeverre daarin de diverse typische kenmerken van bewustzijn voldoende verklaard worden. Hierbij maken we gebruik van gegevens uit neurofysiologie, informatietheorie, psychologie en directe empirische ondervinding. Bij de analyse passen we principes en criteria toe uit logica, meta-logica, statistiek en causale analyse. Uit de analyse blijkt dat de onderzochte verklaringsmodellen meestal gebruik maken van dubbelzinnige en plooibare concepten, ze zijn alle afhankelijk van volkomen onbewezen aannamen, in veel gevallen blijken ze per definitie onbewijsbaar te zijn, en voor zover ze beslisbaar zijn lopen ze vaak vast in paradoxen en contradicties. Wel is duidelijk dat bewustzijn gewoonlijk sterk afhankelijk is van neurofysische processen. Voor zover bekend blijkt het altijd op te treden in de gewone waaktoestand, en soms ook tijdens dromen (vooral in zgn. REM-slaap). Het is dus afhankelijk van neurofysische functies die vroeg in de evolutie zijn ontstaan, en bij dieren vrijwel exact hetzelfde zijn. Het ontstaansproces van bewustzijn blijft echter grotendeels raadselachtig. Het lijkt het een eigen, unieke kwaliteit te bezitten: onder meer in de zgn. qualia - bijv. de 'roodheid' van rood - die alleen in subjectieve beleving worden aangetroffen en niet in fysische verschijnselen, exacte structuurkenmerken of abstracte patronen. 1. InleidingDoelDe doelstelling van dit artikel is om middels logisch solide argumentatie na te gaan of een 'echt' bewustzijn (in letterlijke, subjectieve zin) kan bestaan. VraagstellingBewustzijn - in de zin van het alledaagse 'bewust-zijn' van wat we zoal subjectief ervaren - lijkt binnen het standaard wetenschapsmodel tenminste gedeeltelijk, wat betreft haar uitingsvormen, te kunnen worden beschreven in termen van fysische en/of abstracte verschijnselen: bijvoorbeeld neurofysische activatiegraad, of informatie-capaciteit. De vraag is echter of bewustzijn ook volledig reduceerbaar blijkt tot een categorie van het fysische en/of abstracte (logische) domein. Anders blijft er een theoretische mogelijkheid dat het een afzonderlijk domein van de werkelijkheid behelst. Waarom is bewustzijn belangrijkAllereerst zullen we kort nagaan wat het belang is van bewustzijn, en de toestand van dat bewustzijn, voor het dagelijks leven. Voor de menswetenschappen is er een bijzonder belang om van bewustzijn een goed begrip te hebben: menselijke motieven en tendenties zijn vaak terug te voeren op streefdoelen op het gebied van welbevinden (kwaliteit van subjectieve beleving), en van vrije wils-uitoefening (speelruimte van keuzevrijheid) - en dit zijn nu juist ervaringen of processen die alleen mogelijk zijn met een vermogen tot bewustzijn. Een niet gering probleem is echter dat dit soort ervaringen en processen door de gangbare methodologie van wetenschappelijk onderzoek principieel worden uitgesloten (of hoogstens als symbolische c.q. theoretische constructen kunnen worden geaccepteerd). De ironische situatie is daarmee ontstaan dat de gevestigde, academisch gevormde psychologie enerzijds vaak wordt ingeschakeld om subjectief welbevinden en zelfsturing te bevorderen, maar daar anderzijds tot dusver - paradoxaal genoeg - vanuit de eigen wetenschapsnormen geen redelijke legitimatie voor heeft. (Deze paradox wordt echter zelden onderkend, misschien doordat psychologen
op hun vakgebied al met zoveel paradoxen te maken hebben).
Wat is bewustzijnVervolgens wordt een voorlopige werkdefinitie van bewustzijn gegeven, die uitgaat van de algemene, traditionele of voorwetenschappelijke opvattingen daarover (de zogenoemde 'naïeve psychologie'). Omdat recente wetenschappelijke ontwikkelingen van onmiskenbaar belang zijn voor ons denken over het bewustzijn, is ook gepoogd om aan te sluiten bij bevindingen uit neuroscience en cognitive science. 2. Argumenten tegen en vóór bewustzijnWetenschappelijke problemenHierna wordt aangegeven wat de belangrijkste principiële beletsels zijn voor de gevestigde, westerse wetenschap om iets als een subjectief bewustzijn te erkennen als categorie van de realiteit. De problemen zijn van empirische aard (je kunt het niet 'van buitenaf' waarnemen), van fysicalistische aard (het is van onbekende 'substantie') en van logische aard (het heeft voor zover bekend geen verklaarbare reden). Uit deze problemen volgen epistemologische beletsels (het is lastig te weten wat je ervan kunt weten), etiologische raadsels (het is onduidelijk hoe het ontstaat), en ontologische bezwaren (het is moeilijk te bewijzen dat het bestaat). Vanwege deze problemen menen sommige wetenschappers dat bewustzijn in letterlijke zin waarschijnlijk niet bestaat (het zgn. eliminitavisme) en daarom hoogstens een zinloos begrip behelst, een mythe of een illusie. Redenen om bewustzijn aan te nemenHier tegenover worden een aantal globale argumenten genoemd voor de stelling dat bewustzijn wel degelijk, naar valt aan te nemen, bestaat, en dat het ook tot op zekere hoogte onderzoekbaar is. (Aangestipt wordt dat 'subjectief' en 'objectief' niet noodzakelijk een tegengesteld begrippenpaar vormen. Een voorstelling van zaken wordt altijd het meest rechtstreeks bepaald door eigenschappen van de informatiedrager, en is dus primair een subject-bepaalde representatie; maar ze kan daarnaast ook, tot op zekere hoogte, een object-bepaalde representatie zijn - het laatste is dan interactie-effect van subject en object). Reductionistische verklaringsmodellen van bewustzijnDaarna volgt de vraag van welke aard bewustzijn dan precies kan zijn, als het inderdaad bestaat. Er zijn vele pogingen gedaan om bewustzijn te herleiden tot bekende categorieën van de werkelijkheid. De beoogde reducties zijn globaal in te delen in twee hoofdgroepen: (I) Reducties naar fysisch domein, in het bijzonder neuro-varianten (Identity theory
en dergelijke) - te noemen N-reducties. Hierin wordt bewustzijn beschouwd als
tenminste afhankelijk van bepaalde fysische hersentoestanden.
{Hiertoe behoren bijvoorbeeld Materialisme, Fysicalisme, Fysisch monisme, '
Mind-Brain Identity theories' (David M. Armstrong, o.a. 1968, 1969, 1970, 1973), Union theory
(Donald Davidson, 1964, 1970/ 1980, 1987), Biological position, Causaal interactionisme,
Mechanisch determinisme, 'Mind-body supervenience', en dergelijke ideeën.}
(II) Reducties naar abstract domein, in het bijzonder informatie-varianten (functionalisme en dergelijke) - te noemen I-reducties. Hierin wordt bewustzijn beschouwd als hoogstens afhankelijk van bepaalde ordeningstoestanden, binnen of buiten het menselijk brein. {Dit zijn onder meer Functionalisme, Strong AI argument,
Mechanical Neuron argument, Structuralisme, Connectionisme, Complexity position,
en dergelijke suggesties.}
Als we kijken naar het grote aantal van de bestaande reductie-pogingen, hun grote variatie, en vele controversiële en tegenstrijdige elementen, dan roept dat wel wat vragen op over de validiteit en zelfs de beslisbaarheid van deze verklaringsmodellen. 3. Wat verklaard zou moeten wordenKenmerken van bewustzijnIs een reductie van bewustzijn - naar neuro-domein of naar informatie-domein - eigenlijk wel haalbaar? We moeten dan eerst te weten komen wat van bewustzijn verklaard zou moeten worden. Om dit helder te maken worden eerst de belangrijkste - of meest 'in het oog springende' - kenmerken van het bewustzijn geïnventariseerd. Daarbij wordt gepleit voor een logisch onderscheid in drie soorten kenmerken: (1) disjuncte (of facultatieve) kenmerken (
Dkenmerken):Kenmerken die wel of niet met het betreffende verschijnsel kunnen optreden. (2) inherente (of noodzakelijke) kenmerken ( Hkenmerken):Kenmerken die altijd en onlosmakelijk aan het verschijnsel verbonden zijn. (3) unieke (of exclusieve, of voldoende-indicatieve) kenmerken ( Ukenmerken):Kenmerken die uitsluitend met dat specifieke verschijnsel optreden. Aan elk van deze categorieën van kenmerken kleven specifieke consequenties en implicaties. De laatste twee soorten van kenmerken zijn nodig om een verondersteld verschijnsel, zoals bewustzijn, af te bakenen als afzonderlijke categorie in de realiteit: inherente kenmerken dienen om te weten welke voorwaarden nodig zijn voor het verschijnsel om te kunnen ontstaan, en unieke kenmerken om het ding accuraat te herkennen wanneer het aanwezig is. Bovendien zijn deze beide typen van kenmerken van cruciaal belang voor adequate pogingen tot reductie van een verschijnsel: inherente kenmerken zijn nodig om het te verklaren uit bekende situaties (retrodictie of abductie) en unieke kenmerken om het te voorspellen naar nog onbekende situaties (predictie). (Veel onopgeloste problemen in de bewustzijnsfilosofie komen mijns inziens voort uit verwarring van de verschillende kenmerk-categorieën). Volgt een overzicht van hypothetische kenmerken van bewustzijn ( Bkenmerken), met een globale indeling volgens de eerdergenoemde twee categorieën, in(I) kenmerken die neuronaal-gefundeerd zijn (
Hierbij wordt tevens aangegeven waar bepaalde kenmerken als inherent voor bewustzijn kunnen worden beschouwd
(dat wil zeggen, de combinaties B*N-kenmerken, in 8 aspecten); en(II) kenmerken die informatie-gerelateerd zijn ( B*I-kenmerken, in 12 aspecten).B*H*Ndan welB*H*I).Daarna volgt een overzicht van veronderstelde unieke kenmerken van het bewustzijn (zgn. B*U-kenmerken, in ca. 20 aspecten, bijvoorbeeld qualia). Als het zo is dat deze kenmerken werkelijk uniek zijn voor bewustzijn - en bewustzijn bestaat - dan zijn ze daar exclusief aan verbonden en niet rechtstreeks tot neuronaal of informatie-domein te rekenen. Dat wil zeggen dat dan de combinatiesB*U*NenB*U*Ieen logische onmogelijkheid zijn. Dit betekent dat er in dat geval er drie mogelijkheden overblijven: hetzij eventueleB*U-kenmerken zijn enkel pseudo-uniek, hetzij alle mogelijkeB*U-kenmerken moeten causaal verklaarbaar blijken uit fysische of abstracte verschijnselen, hetzij bewustzijn is niet reduceerbaar. Unieke kenmerken vormen dus bij uitstek een uitdaging voor het slagen van een reductie.4. Methode van analyseHoofdvormen van reductieVervolgens wordt bekeken wat nu eigenlijk een geslaagde reductie mag heten. Eerst wordt een indeling gemaakt in twee manieren van reductie van een verschijnsel als bewustzijn ( B) naar een ander verschijnsel, zeg A.(a)
Pf-reducties: Identificatie of parafrase-modellen. Met de strekking: 'Bis A', of 'Bbehoort tot A'.De reductie gebeurt hier via een deductieve analyse. Een Pf-reductie vereist een bewijs van volledige logische equivalentie, of tenminste onderschikking (in logica subsumptie), vanBnaar A.(b) Cs-reducties: Causale determinatie/attributie-modellen. Met de strekking: 'A veroorzaaktB'.De reductie gebeurt hier via een inductieve analyse. Een Cs-reductie vereist een verklaring vanBuit A via causale processen en volgens causale wetten en mechanismen.Vereisten aan reductieVoor elk van beide reductie-klassen ( PfenCs) worden een aantal minimale criteria gegeven waaraan reductie-modellen kunnen worden getoetst. Voor parafrase zijn dit er vijf en voor causale determinatie/attributie twaalf.De diverse criteria zijn van kwantitatieve (statistische), formele (logische), kwalitatieve (fenemenologische) of fysische (mechanistische) aard. We kunnen nu de twee reductie-klassen ( Pf,Cs) kruisen met de twee hoofdgroepen van bewustzijnsreducties (N,I), zodat we vier kwadranten krijgen:(1a)
B*N*Pf: bewustzijn - als een (type) neuro-fysisch verschijnsel.(1b) B*N*Cs: bewustzijn - vanuit een (type) neuro-fysisch verschijnsel.(2a)
B*I*Pf: bewustzijn - als een (vorm van) informatie.(2b) B*I*Cs: bewustzijn - vanuit een (vorm van) informatie.Hiermee komen we op een totaal van 2*5 en 2*12 is 34 toetsingsmomenten. Deze kunnen vervolgens worden toegepast op de diverse reductie-varianten van bewustzijn. Semantische analyse (conceptuele indeling)Voorafgaand aan toetsing van de reductie-varianten zijn eerst wat voorbewerkingen nodig. Dit omdat er binnen de hoofdgroepen van reducties talrijke varianten zijn, die veel onderlinge overlappingen kennen. Deze varianten kunnen eerst worden geordend naar een kleiner aantal subgroepen. Daarvan moet vervolgens worden aangegeven hoe ze verband houden met het domein van de hoofdgroep ( NofI), zodat blijkt dat ze vatbaar zijn voor toetsing op de bovengenoemde criteria voor beide reductievormen (PfenCs).De hoofdgroep van reducties voor het informatiedomein levert een extra probleem: de diverse informatie-reducties blijken te steunen op verschillende expliciete en impliciete opvattingen van het verschijnsel informatie die zwaar afhankelijk zijn van subjectieve interpretatie en arbitraire definitie. Daarom wordt eerst een overzicht van de verschillende typen informatie gegeven, en op basis daarvan een indeling in twee globale klassen van informatie voorgesteld (ontleend aan onder meer A.Korzybski, G.Bateson, R.Penrose, enz.): · (I) Klasse van Fysische ordeningstoestanden (incidentele patronen).
· (II) Klasse van Typen van ordeningstoestanden (abstracte patronen). Verder zijn er bepaalde complexe reducties, zoals wat we de 'Illusiemetafoor' kunnen noemen van Daniel Dennett, die wisselend steunen op alle vier de reductievormen. Zulke complexe reducties blijken echter te kunnen worden opgesplitst in een aantal afzonderlijke, conjuncte onderdelen (de diverse assumpties en hun afgeleiden) die elk kunnen worden ondergebracht bij een specifieke reductievorm, en daaronder kunnen worden getoetst. Daarnaast zal een afzonderlijk hoofdstuk worden gewijd aan de globale theorie van de 'Illusionistische' bewustzijnsreductie. 5. Toetsing van de reductiesNa deze grondige opschoning en her-ordening van de bekende bewustzijnsreducties, kunnen de toetsingscriteria worden 'losgelaten' op de verkregen categorieën. Een eerste, voorlopige trial levert het volgende op. 5.1. Neuro-reductie.Neuro-reducties blijken voorlopig op een aantal punten gunstig te scoren. (1a)
|
||
|
||