Introductie
Propositielogica (PPL)
Het kader van de propositielogica
De propositielogica (PPL) is het meest simpele systeem van formele logica. Het bevat de basisregels van de logica,
die ten grondslag liggen aan vrijwel alle logische systemen van 'hogere' orde.
Deze regels zijn allereerst van toepassing op het redeneren over
elementaire beweringen.
Elementaire beweringen zijn de 'bouwstenen' van alle beweringen in de natuurlijke taal: dat zijn taaluitingen
die iets zeggen over een bepaald thema, direct of indirect, impliciet of expliciet. In de natuurlijke taal
zijn elementaire beweringen de betekenisrepresentaties van zinnen en bijzinnen, oftewel alle taaleenheden
die een zgn. gezegde bevatten. Elk gezegde bevat met name een hoofdwerkwoord of
proceswoord:
in dynamische vorm (lopen, praten, ..) of statische vorm (de loop, het gesprek, ..). Bij elk proceswoord hoort tenminste
één ding dat het proces 'doet': de uitvoerder of
agens (grammaticaal is dit het onderwerp van het gezegde
in bedrijvende vorm).
In de logica worden elementaire beweringen aangeduid als
proposities.
Het logische systeem voor het redeneren over proposities heet dan ook de
propositielogica (PPL).
De grondslag voor dit systeem werd gelegd door de beroemde Griekse filosoof Aristotelis.
{Nb. Aristotelis (384-322 A.D.) was geboren in Stagira als zoon van Nicomachus,
een bekende geneesheer. Hij werd leerling van Plato aan de Academie van Athene,
werd leraar van Alexander de Grote aan het Macedonische hof en begon een eigen Lyceum. Onder zijn belangrijkste werken
zijn het Organum, bestaande uit zes verhandelingen over logica, Physica, Metaphysica, De Anima
, De Ethica, De Poetica, Rhetorica, en een aantal werken over biologie en fysica.
Hij stierf in Chalcis. }
C.P. van der Velde © 2004, 2015, 2018.