Structuur van het psychisch proces
.
Het psychisch systeem heeft de functie om een 'overbrugging' te creëren tussen
de gegeven toestand van het organisme binnen zijn omgeving, en de gewenste
toestand. De wijze waarop deze relatie tot stand wordt gebracht is
beslissend voor overleven, gezondheid en welbevinden, en daarmee indirect ook
voor voorplanting en in breder perspectief, evolutie van de soort.
In de kern draait deze taak om probleemoplossing. Omdat situaties
steeds weer anders zijn varieert de probleeminhoud voortdurend, en zal de
benodigde oplossing elk moment opnieuw moeten worden gevonden.
In het psychische proces worden dan ook continu - voornamelijk onbewust -
cruciale keuzes gemaakt om de optimale 'vertaalslag' te kunnen maken van feiten naar doelen.
Dit proces vormt factor 6 in het Tien Factoren Model.
Het doel is hierbij steeds om de benodigde 'schakels' te verzamelen, te ordenen en samen te voegen tussen twee polen op
de tijdas:
(a)
De aanleiding:
Het beginpunt van de psychische processen wordt gevormd door de gebruikte, relevante waarnemingsgegevens (de input
van sense data), die we kunnen beschouwen als de 'basispremissen'; en
(b)
De uitkomst.
Het eindpunt van de psychische processen wordt gevormd door emotionele en gedragsmatige reacties, (de output
), die als het ware de uiteindelijke eindconclusie vormen.
Een noodzakelijk onderdeel van het psychisch proces is de vorming - en
voortdurende bijstelling - van een voorstelling van zaken over de situatie
van het moment, inclusief de gegeven omstandigheden, binnen de context van
verleden, heden en toekomst, dus rekening houdend met gevoelens en behoeften,
doelen en prioriteiten, middelen en mogelijkheden.
De vorming van dit 'ad hoc model' vindt plaats via allerlei deelprocessen,
waaronder belangrijke cognitieve bewerkingen. Sommige van deze bewerkingen
zijn afhankelijk van andere, en daardoor kunnen ze worden geordend in fasen
en subfasen, en globaal in tijdsvolgorde geplaatst.
Reconstructie van de
huidige toestand (informatieverzameling, interpretatie, recognitie).
Deze reconstructie vindt plaats op basis van continu binnenkomende gegevens.
Dit proces bestaat uit een aantal deelprocessen:
a.
Informatieverzameling.
Vergaren van gegevens uit rechtstreekse ('zuivere') ervaring van de materiële wereld: door
zintuiglijke waarnemingen (omgeving) en lichamelijke gewaarwordingen (interne toestand).
b.
Selectie en voorsortering.
Eerste schifting in de binnenkomende gegevens.
Zowel verzameling als selectie van nieuwe gegevens vinden plaats met behulp van Factoren 1, 2, 3 en 4 in het
Tien Factoren Model.
c.
Associatie, contrastering.
(Retrospectie, regressie; retrivatie, retractie; facilitatie, desinhibitie of excitatie
; reactivatie, introjectie, mobilisatie).
Eerste inschatting van de situatie. D.m.v. vergelijking van de huidige invoer met reeds beschikbare gegevens in het
korte- en lange- termijn geheugen.
Via selectieve zoekprocessen in het episodisch geheugen vindt associatieve herinnering plaats met graduele
activatie van eerdere soortgelijke incidentele ervaringen en hun implicaties.
Dit gebeurt met behulp van Factor 5 in het Tien Factoren Model.
d.
Vorming van een globale indruk of begrip van de gehele situatie van het moment.
D.m.v. afleiding uit (1a,1b en 1c) van de huidige toestand, of beter gezegd trend
. Hiertoe behoren ook huidige lichamelijke, emotionele en
intellectuele behoeften van het organisme zelf.
Dit gebeurt mede met behulp van Factoren 5 en 7 in het Tien Factoren Model.
Bepalen van oorzaken (
retrodictie, abductie, causale attributie)
Het doel van dit deelproces is te kunnen achterhalen, c.q. 'begrijpen' hoe de
huidige situatie kan zijn ontstaan, en te achterhalen welke omstandigheden
voldoende of nodig zouden kunnen zijn om deze toestand te veranderen.
Dit gebeurt mede met behulp van Factoren 5 en 7 in het Tien Factoren Model.
Deelprocessen hiervan zijn:
a.
Reconstructie van voorafgaande toestand(en).
De eerste stap is regressie: zoek eerdere ervaringen die tot soortgelijke uitkomsten hebben geleid.
D.m.v. herinnering van algemene oorzaak-gevolg regels, of causale regels, uit het semantisch geheugen, waarvan
(I) de conclusie-zijde, het verkregen gevolg of effect, het meest overeenstemt met de huidige toestand of
trend (1d); en
(II) de premisse-zijde, voorwaarde of oorzaak, het
meest overeenstemt met de meest recente, andere bekende situaties en gebeurtenissen.
Hieruit volgt een representatie (een submodel) van de voorafgaande toestand (retrospectieve context).
b.
Substitutie; Verklaring (abductie).
Afleiding uit (1d) en (2a) van veronderstelde oorzaken.
Bepalen van de
te verwachten toestand (predictie, deductie).
Gegeven de huidige toestand of trend is het van belang om rekening te kunnen
houden met de komende gebeurtenissen.
Dit gebeurt mede met behulp van Factoren 5 en 7 in het Tien Factoren Model.
Deelprocessen hiervan zijn:
a.
Anticipatie.
Dit proces begint met retrospectie: zoek eerdere ervaringen waaraan soortgelijke uitkomsten vooraf gingen.
D.m.v. herinnering van algemene oorzaak-gevolg regels, of causale regels, uit het semantisch geheugen, waarvan
(I) de premisse-zijde, voorwaarde of oorzaak, het meest overeenstemt met de
huidige toestand of trend (1c, 1d) èn vergelijkbare voorgangers (2b); en
(II) de conclusie-zijde, het verwachte gevolg of effect, het meest
overeenstemt met andere mogelijke omstandigheden binnen de huidige context.
b.
Substitutie; deductie: predictie.
Afleiding uit (1d), (2b) en (3a), via logische deductie en/ of creatieve fantasie, van de verwachte gevolgen (extern:
fysisch, sociaal; en intern: fysiek, mentaal, emotioneel).
c.
Substitutie; constructie: prospectie, preceptie.
Hieruit volgt een respresentatie (een submodel) van de verwachte toestand of trend (de emergente context
).
Bepalen van de gewenste toestand
, c.q. doeltoestand; of gewenste koerswijziging (evaluatie, taxatie, appraisal,
motivatie.)
De functie van dit proces is om te weten in welke richting vanaf dat moment
gedacht en gehandeld moet worden.
Deelprocessen hiervan zijn:
a.
Evaluatie, taxatie (appraisal) van prioriteit.
Het bepalen van de wenselijkheid van voorafgaande toestand (2b), huidige toestand (1d), en
verwachte toestand (3b); wat resulteert in waarde-oordelen en voorkeuren.
b.
Emotionele/ affectieve reactie.
Aan de hand van de gevormde waardeoordelen, voorkeuren,
wensen en behoeften worden, via lagergelegen hersencentra, bijpassende
fysiologische reacties gevormd, zodat emoties ontstaan.
c.
Motivatie, intensie.
Bepaling van wensen, behoeften, doelen (doeltoestand).
Uit (4a) en (4b) volgt afleiding van wensen en behoeften, tezamen de doeltoestand (bestaande
uit korte- en lange-termijn streefdoelen).
d.
Integreren van nieuwe informatie: Herinterpretatie.
De huidige toestand (1d) wordt aangevuld met de afgeleide gegevens van (2b), (3b), (4a), (4b) en (4c).
e.
Terugkoppeling naar informatieverzameling.
Het resultaat van (4d) kan geheel of gedeeltelijk worden toegevoegd aan de binnenkomende informatie voor subfase (1a).
Bepalen van geschikte acties
, opstellen van handelingsplan. De volgende stap is het bepalen van
geschikte acties die zoveel mogelijk helpen om de doeltoestand te kunnen verwezenlijken.
De voorgenomen acties hebben betrekking op taken en subtaken. Om de effectiviteit
te bevorderen is het van belang om op een ordelijke en
doelmatige manier in tijd en ruimte te kunnen reageren op een gegeven situatie.
De taken en subtaken worden daarom geordend tot een handelingsplan, of een 'ad hoc' strategie.
Dit gebeurt mede met behulp van Factoren 5, 6 en 9 in het Tien Factoren Model.
Deelprocessen hiervan zijn:
a.
Doelgerichte deductie van benodigde veranderingen en processen.
Bepalen van bevorderlijke, vereiste en zo mogelijk afdoende voorwaarden.
D.m.v. herinnering van algemene oorzaak-gevolg regels, of causale regels, uit het semantisch geheugen, waarvan
(I) de conclusie-zijde, het ondervonden gevolg of effect,
het meest overeenstemt met de nagestreefde toestand (4c); en
(II) de premisse-zijde, de veronderstelde voorwaarde of oorzaak, het meest
overeenstemt met de huidige toestand of trend (1d).
b.
Berekening van benodigde (re)acties.
Bepalen van mogelijk benodigde bewerkingen en acties.
D.m.v. afleiding op basis van (5a) van de mogelijk vereiste of nuttige voorwaarden, stappen, of
keuzemogelijkheden, voor de realisatie van de doeltoestand; in de vorm van
verdere cognitieve bewerkingen, en/of emotionele reacties, en/of motorische acties.
Voor hetzelfde (sub-)doel kunnen uiteraard verschillende alternatieve benaderingen of strategieën
worden toegepast.
c.
Reactie-planning.
Opstellen van een handelingsplan of 'ad hoc' strategie.
D.m.v. ordening van de vereiste bewerkingen en/of geselecteerde acties (5b) tot een min of meer samenhangend
handelingsplan.
d.
Toetsen van voldoende voorwaarden
.
Het is van belang om tevoren in te schatten of het gestelde doel inderdaad volgens het plan behaald zal worden. Daarvoor
dient getoetst te worden of het actieplan doeltreffend zal zijn, met andere woorden, of, en in welke mate, het
voldoende voorwaarden zal leveren voor de vervulling van de beoogde doeluitkomst.
e.
Afleiden van te verwachten resultaten.
De volgende stap is dan ook een preventieve controle, die aanleiding kan geven om
eventueel plan en/of doel te kunnen bijstellen. Onderdeel van een
preventieve controle is het afleiden van de te verwachten resultaten
van de overwogen acties (5c) ten opzichte van streefdoelen (4c). Dit gebeurt via een interne feedback-lus,
of, in hogere hersengebieden, een 'gedachten-experiment'. De verwachte gevolgen kunnen extern
zijn: fysisch, sociaal; en intern: fysiek, emotioneel.
D.m.v. herinnering van algemene oorzaak-gevolg regels, of causale regels, uit het semantisch geheugen, waarvan
(I) de premisse-zijde, de voorwaarde of oorzaak, het meest
overeenstemt met de voorgenomen acties en/of bewerkingen (5b,5c); en
(II) de conclusie-zijde, het te verwachten gevolg of effect, het meest
overeenstemt met andere mogelijke omstandigheden binnen de huidige context.
f.
Aanpassen van lichaamstoestand en fysiologie aan actieplan.
Om de succeskans te verhogen wordt gezocht naar de optimale instellingen van de lichamelijke en psychische toestand voor
de voorgenomen acties. Er volgt terugkoppeling van de geactiveerde details, in de zin van correctiesignalen
, naar 'lagere', subcorticale systemen en mechanismen, voor een nadere bijstelling van processen die van
belang zijn voor voorbereiding (preparatoir) en uitvoering (participatoir
). Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het
specifieke waarnemingskanaal, de globale activatiegraad, balans tussen
externe en/of interne oriëntatie, mate van alertheid, richting van aandacht,
en overige selectie en ordening van benodigde processen.
Deze aanpassingen gebeuren mede met behulp van Factoren 3, 4, 5, 6 en 9 in het Tien Factoren Model.
g.
Afstemmen van actieplan op (veranderde) lichaamstoestand.
Integreren van nieuw binnenkomende, compatibele informatie in het handelingsplan.
h.
Testen en Corrigeren.
Laatste controles, fijnstellingen en eventueel aanpassingen van het handelingsplan.
Onderdelen van het handelingsplan kunnen, bijvoorbeeld
wanneer inmiddels nieuwe gegevens bekend zijn geworden, nog worden getest op
overeenstemming tussen de te verwachten resultaten (5e) en streefdoelen (4c),
en eventueel worden bijgesteld.
h.
Conclusie, beslissing.
Tenslotte volgt de beslissing over actie in tijd en situatie bij specifieke contextkenmerken.
Als de verwachte uitkomsten (5e) voldoende overeenkomen met de nagestreefde uitkomsten (4c), leidt dit
tot uitvoering van het handelingsplan.
Conclusies over gelijkenissen en verschillen over tijd en contexten (generalisatie, inductie).
Bij elk van bovengenoemde processen bestaan mogelijkheden tot opstellen en/of bijwerken van algemene regels
als richtlijnen (inductie, generalisatie).
Dit gebeurt mede met behulp van Factoren 5 en 6 in het Tien Factoren Model.
Aanpassingen van geheugeninhoud (LTM
acquisitie, conditionering, leren/trainen).
Bij elk van bovengenoemde processen bestaat vervolgens de mogelijkheid van
opslag van leerervaringen in het geheugen, met name het aanpassen van het Lange Termijn Model (acquisitie).
Dit gebeurt door toevoegen van veranderingen in korte-termijn model - nieuw
verworven, bewerkte of gevormde mentale inhouden - aan de episodische en semantische geheugen-inhoud.
Hierbij worden geheugenverbindingen aangepast d.m.v. conditionering, oftewel leereffect:
a.
Klassieke conditionering.
Associatie van tegelijk, of althans kort na elkaar, optredende prikkels of toestanden.
b.
Operante conditionering.
Associatie van endogene vegetatieve, motorische,
emotionele of corticale prikkels (eigen gedragingen); met hun subjectieve,
bewuste of onbewuste uitkomst of waardering. Wanneer een gedragswijze wordt
gevolgd door 'beloning' (incentivereward) dan wel 'bestraffing' (adversive, punishment
), dan leidt dit tot bekrachtiging (positive reinforcement, facilitatie) resp. verzwakking (negative
reinforcement, inhibitie) van dat gedrag.
c.
Modificatie.
1.
Elaboratie.
Nieuwe verbindingen worden gevormd.
2.
Reafferentie.
(confirmatie, habituatie, routinisering, 'stroomlijning').
Reeds beschikbare capaciteiten en vaardigheden worden met elke nieuwe toepassing verder bijgesteld, verfijnd en
bevestigd.
3.
'Activatie-leren'.
Bestaande verbindingen worden versterkt.
4.
De-facilitatie.
Reeds bestaande, niet-gebruikte verbindingen degenereren, raken in verval of -letterlijk- in 'vergetelheid' (
extinctie).
Initiatie van de
eerstvolgende benodigde stap volgens het handelingsplan.
Het in gang zetten van de eerstvolgende (benodigde) actie, ingebed in context
van tijd en locatie, en mentale en motorische subdoelen.
Dit gebeurt mede met behulp van Factoren 1, 2, 3, 4, 5, 6, 9 en 10 in het Tien Factoren Model).