Noord-Amerikaanse Indianen




Enkele commentaren van Noord-Amerikaanse Indianen



waarmee zij de West-Europese kolonisten, hun optreden, cultuurstijl en mentaliteit,
een spiegel voorhielden

.

1607:


"Waarom wilt u zich met bruut geweld toeëigenen wat u in vrede en met liefde kunt krijgen? Waarom wilt u ons vernietigen die u van voedsel voorzien? Wat denkt u te winnen met oorlog?"
(Wahunsonacock, Powhatan chief, 1607. Virginia).

1609:


"De grote man [d.i. de Hollander] wilde enkel maar een klein, klein stukje land, waarop hij de groenten voor zijn soep zou kunnen kweken, slechts zoveel als een ossehuid zou kunnen overdekken. Hierin hadden wij voor het eerst zijn bedrieglijke geest kunnen waarnemen."
(Leni Lenape/ Delaware chief, ca. 1609; uitspraak over de aankomst van de eerste Hollanders op Manhattan Island. Omstreeks 1609: Delaware, New Jersey, New York; later verdreven naar Canada, Oklahoma).

1676:


"Terwijl wij in milde berusting mededogen voor u koesteren, verwonderen wij ons over alle angsten en zorgen die u zich getroost, dag en nacht, teneinde uw schepen vol te kunnen laden."
(Gaspesia, Micmac chief, 1676. Nova Scotia, New Brunswick, Prince Edward Island).

1698:


"De Europeanen schijnen dwang nodig te hebben om het goede te doen, en om het kwade te vermijden geen andere drijfveer te kennen dan de vrees voor straf."
(Kondiaronk/ Adario, Huron chief, 1698. Ontario; later verdreven naar Oklahoma, Quebec).

1780:


"Veel is er gezegd over de behoefte onder de Indianen aan wat u 'beschaving' noemt. Vele voorstellen zijn ons gedaan om uw wetten, uw religies, uw zeden, en uw gewoonten over te nemen. We zien het nut niet van een dergelijke hervorming. Wij zouden er veel meer genoegen in scheppen om in uw eigen praktijken de goede gevolgen van deze leringen te kunnen aanschouwen, dan u erover te horen práten, of uw brieven over zulke onderwerpen te lezen. .."
('Old Tassel', Cherokee chief, 1780. Southern Appalachians; later verdreven naar Oklahoma, Tennessee).

1791:


"Toen uw leger het land van de Iroquoi volkeren binnenviel noemden wij u de Dorpen Verwoester, en sindsdien, wanneer die vreselijke naam wordt genoemd, kijken onze vrouwen angstig achterom, en klampen onze kinderen zich vast aan de borsten van hun moeders. Onze stamhoofden, wijzen en krijgers zijn mannen die niet bang kunnen zijn, maar hun harten zijn gegriefd vanwege de radeloosheid van hun vrouwen en kinderen."
(Cornplant, Seneca Iroquoi chief, 1791. New York; later verdreven naar Oklahoma, Wisconsin, Canada).

1810:


"Ons volk leefde eens zo gelukkig in dit land, maar is sindsdien ellendig gemaakt door de blanken,

die nooit tevreden zijn en altijd weer méér willen.

..
Geen stam [onder de Indianen] heeft het recht om het land te verkopen, zelfs niet aan elkaar, en nog minder aan de [blanke] vreemdelingen -

zij die altijd alles willen en met minder geen genoegen nemen.

..
Elk jaar opnieuw worden de blanke onderdrukkers hebzuchtiger en inhaliger, en nog meer onderdrukkend en gewelddadig. .. Tekorten en onrechtvaardigheden zijn ons deel. .. Worden we niet dag in dag uit beroofd van het weinige dat ons van onze oude vrijheid rest? ..
Mijn hart is van steen, zwaar van verdriet om mijn volk, koud van het besef dat geen verdrag de blanken van ons land zal houden, hard van vastberadenheid verzet te bieden zolang ik leef en adem.
"
(Tecumseh/ Shooting Star, Shawnee war chief, 1795; 1810. Tennessee, Kentucky; later verdreven naar Oklahoma).

1800:


"Ik geef toe dat er goede blanken zijn, maar zij staan in geen verhouding tot de slechten; de slechten moeten het sterkst zijn, want die overheersen. Zij doen waar ze zin in hebben. Ze maken hen tot slaaf die niet van hun eigen huidskleur zijn, ofschoon ze door dezelfde Grote Geest geschapen zijn die ons allen schiep. Ze zouden van ons slaven maken als ze konden, maar omdat ze dat niet kunnen, vermoorden ze ons!

Er valt geen vertrouwen te stellen in hun woorden

.
Zij zijn niet als de Indianen die enkel vijand zijn in oorlogstijd, en vrienden zijn in vredestijd. Ze zullen tegen de Indiaan zeggen: 'mijn vriend! mijn broeder!' Ze zullen hem bij de hand nemen, en hem tegelijkertijd te gronde richten. En op die wijze zult u, die zich christelijke Indianen beschouwt, spoedig eveneens behandeld worden door hen. Onthoudt! dat ik u op deze dag heb gewaarschuwd voor dit soort vrienden. Ik ken de Lang-Messen
[d.i. de Cumberland settlers] ; ze zijn niet te vertrouwen."
(Pachgantschilhilas, Leni Lenape/ Delaware war chief, Plm. 1800. Delaware, New Jersey, New York; later verdreven naar Canada, Oklahoma.
Elf maanden later werden 96 van deze christelijke Indianen op de voorspelde wijze vermoord - waarvan 60 vrouwen en kinderen).

1824:


"Die [blanke] missionarissen weten dat wij hun religie niet begrijpen. We kunnen hun boek niet lezen - zij vertellen ons verschillende verhalen over wat erin zou staan, en we geloven dat zij het boek laten spreken zoals het hen uitkomt. ..
Als wij geen bezittingen hadden, geen land, geen gebied dat ons door bedrog kon worden ontnomen, zouden die Zwart-Jassen zich niet drukmaken over ons heil in het hiernamaals. ..
Als zij
[d.i. de blanke missionarissen] voor de blanken van enige waarde zijn, waarom houden zij ze dan niet voor zichzelf? Want zij zelf, de blanken, zijn stellig slecht genoeg dat ze de inspanningen nodig hebben van eenieder die hen beter zou kunnen maken."
(Sa-go-ye-wat-hah/ Keeper Awake/ Red Jacket, Seneca war chief; Six Nations, 1824. New York; later verdreven naar Oklahoma, Wisconsin, Canada).

1829:


"Broeders, ik heb naar een heleboel toespraken van onze grote vader [d.i. de president van de V.S.] geluisterd. Maar ze begonnen en ze eindigden altijd met hetzelfde: 'Schuif eens een eindje op; jullie zitten te dicht bij mij'."
(Speckled Snake, Creek chief, 1725-.., 1829. Creek; Alabama, Georgia; later verdreven naar Oklahoma).

1832:


"De blanken zijn slechte leermeesters; zij dragen valse boeken mee, en zijn verwikkeld in vuile praktijken. Ze glimlachen in het gezicht van de Indiaan om hem te misleiden; ze schudden zijn hand om zijn vertrouwen te winnen, om hem dronken te voeren, om hem te bedriegen en om zijn vrouwen te ruďneren .
Wij zeiden hen ons met rust te laten, en van ons weg te blijven; maar ze achtervolgden ons, en ze versperden ons de weg, en kronkelden zich tussen ons in, zoals de slang. Zij vergiftigden ons met hun aanraking. Wij waren niet veilig. We leefden in gevaar. We begonnen te worden zoals hen,

huichelaars en leugenaars

, overspelige luie nietsnutten, allemaal praters, en geen werkers.

De blanken scalperen niet het hoofd - ze doen erger: ze vergiftigen het hart

.
Het is niet zuiver met hen. Hun
[Indiaanse] landgenoten zullen niet gescalpeerd worden, maar ze zullen, binnen enkele jaren, net zo worden als de blanken, zodat je ze niet kunt vertrouwen, en er, net zoals in de blanke nederzettingen, zowat evenveel officieren als inwoners moeten zijn om voor hen te zorgen en ze in het gareel te houden."
(Ma-ke-tai-me-ske-kia-kiak/ Black Hawk, Sauk & Fox chief, 1832. Michigan; later verdreven naar Kansas, Iowa, Oklahoma).

1832:


"Black Hawk is een Indiaan. Hij heeft niets gedaan waarvoor een Indiaan zich zou moeten schamen. Hij heeft gevochten voor zijn stamgenoten, voor de vrouwen en de kinderen, tegen blanken die jaar na jaar bleven komen om hen te bedriegen en hun land af te nemen. U weet de oorzaak van ons oorlogvoeren. Het is bekend aan alle blanken. Zij zouden zich erover moeten schamen.
Indianen zijn niet bedrieglijk van aard. De blanken spreken kwaad van de Indiaan en kijken met minachting op hem neer. Maar de Indiaan vertelt geen leugens; Indianen stelen niet."
(Ma-ke-tai-me-she-kia-kiak/ Black Hawk, Sauk & Fox chief, 1832, bij zijn gevangenneming. Michigan; later verdreven naar Kansas, Iowa, Oklahoma).

1854:


"Wij zullen uw voorstel, om u ons land te verkopen, overwegen. We beseffen wel dat als wij weigeren, u met uw geweren komt en het ons zal afnemen. ..
Wij weten dat de blanke mens onze manier van leven niet begrijpt. Hij beschouwt zijn moeder de aarde en zijn broeder de hemel als dingen die te koop zijn: die je kunt stelen en verkopen, als schapen of bonte kralen. Zijn honger zal de aarde verslinden en slechts een woesternij achterlaten.
..
Hoe kun je de lucht, of de warmte van het land, kopen of verkopen? Deze gedachte is ons vreemd. Als wij de tinteling van de lucht, en de glinstering van het water, niet bezitten, hoe kunt u ze dan van ons kopen? .. Voor de Indiaan is de lucht iets kostbaars, want alles deelt in dezelfde adem. De bomen, de dieren, de mensen - allen nemen deel aan dezelfde adem. ..
Mijn volk vraagt: wat wil de blanke eigenlijk? Voor ons is dat zo moeilijk te begrijpen. Wij begrijpen niet waarom straks alle bisons zullen zijn afgeslacht en alle wilde paarden getemd. Kunt u de bison terugkopen als de laatste gedood is?
..
Een ding weten wij zeker, en ook de blanke zal het eens inzien: onze god is dezelfde god. U kunt zich nu wel verbeelden dat u de enige god bezit, zoals u ook het land en het water wilt bezitten, maar dat kunt u niet. Hij is de god van alle mensen: voor de rode mens en de blanke mens koestert hij dezelfde liefde. De aarde is hem dierbaar, en wie de aarde schendt, beledigt haar schepper.
.. Tussen alles bestaat een verband. Wij zijn een deel van de aarde en de aarde is een deel van ons. De aarde is onze moeder. Wat de aarde overkomt, overkomt ook haar kinderen. .. Als u zo doorgaat met het bevuilen van uw eigen leefwereld zult u nog eens omkomen in uw eigen vuil. De aarde is niet het bezit van de mens, de mens behoort aan de aarde
.

Het web van het leven is niet door de mens geweven, hij is er maar een draadje in

.
Wat hij het web aandoet, doet hij tegelijk zichzelf aan.
.. De blanke mens is tijdelijk in het bezit van de macht en verbeeldt zich dat hij een god is aan wie de hele aarde toebehoort. Maar hoe kan een mens zijn moeder bezitten?
.. Onze god is dezelfde god. Hij houdt van deze aarde. Mensen komen en gaan, als de golven van de zee. Ook de blanke mens zal niet uitgezonderd worden van ons aller bestemming. Misschien zijn wij toch broeders - wij zullen zien
.."
(Seattle, Salish, Dwamish & Suquamish chief, 1854. Washington).

1855:


"Ik vrees dat de blanken niet oprecht spreken; dat hun kinderen niet zullen doen wat goed is voor onze kinderen; dat zij niet zullen doen wat zij hen beloofd hebben."
(Kamiaken, Yakimas chief, 1855. Washington).

1860:


"Ons land is veel waardevoller dan uw geld .. Zolang de zon schijnt en de wateren stromen, zal dit land hier zijn om leven te geven aan mensen en dieren. ..
Wij kunnen het leven van mensen en dieren niet verkopen; daarom kunnen we dit land niet verkopen. Het was hier door de Grote Geest voor ons bestemd en we kunnen het niet verkopen omdat het niet ons bezit is. ..
U kunt uw geld tellen, en het verbranden in een zwenking van de kop van een bizon. Maar alleen de Grote Geest kan de zandkorrels of de grasprietjes op deze prairies tellen. ..
Als een geschenk aan u willen wij alles geven wat wij hebben, maar ons land - nooit.
"
(Piegan/ Blackfoot chief; ca. 1860. Great Northern Plains; later verdreven naar Canada, Montana).

1877:


"Hoort, mijn volk, wij hebben nu te maken met een ander ras dan het onze - klein en kwetsbaar toen onze voorvaderen hen voor het eerst ontmoetten, maar nu groot en overweldigend. Vreemd genoeg hebben zij de neiging om het land te bebouwen, en

de liefde voor bezit is een ziekte onder hen

. ..
Dat volk is als een stortvloed in de lente, die zijn oevers overstroomt en

alles verwoest dat op zijn pad komt

.
"
(Ta-Tanka Yotanka/ Sitting Bull, Hunkpapa Teton Sioux chief, 1877. Minnesota, North & South Dakota).

1877:


"Wij hadden er vrede mee, de dingen te laten zoals de Grote Geest ze gemaakt had. De blanken hadden dat niet, en ze plachten zelfs de loop van de rivieren te veranderen als die hen niet beviel."
(Hin-mah-too-yah-lat-kekht/ Thunder-Travelling-to-Loftier- Mountain- Heights/ chief Joseph, ....-1904, 1877. Nez Percé; Idaho, Oregon; Washington).

1879:


".. Ik begrijp niet waarom niets gedaan wordt voor mijn mensen. Ik heb gepraat en gepraat gehoord, maar er wordt niets gedaan. Goede woorden houden niet lang, wanneer ze niet tot iets leiden. Woorden maken niets goed voor mijn gestorven mensen. Ze vergoeden niet voor mijn land, dat nu door blanken overspoeld wordt. Ze bieden geen bescherming aan het graf van mijn vader. Ze vergoeden niet voor mijn paarden en vee.
Goede woorden zullen mij mijn kinderen niet teruggeven. Goede woorden maken niet de beloften waar die uw oorlogsleider, generaal Miles maakte. Goede woorden zullen mijn mensen niet gezond maken en ervan weerhouden te sterven. Goede woorden zullen niet mijn mensen een thuis geven waar zij in vrede kunnen leven en voor zichzelf kunnen zorgen.
Ik heb genoeg van gepraat dat nergens toe leidt. Het maakt mijn hart ziek als ik me alle goede woorden herinner, en alle beloftes die gebroken werden. Er is te veel gepraat geweest van mensen die niet het recht hadden om te praten. Te veel verkeerde interpretaties zijn er geweest; te veel misverstanden zijn er onder de blanken gerezen over de Indianen.
"
(Hin-mah-too-yah-lat-kekht/ Thunder-Travelling-to-Loftier- Mountain- Heights/ chief Joseph, ....-1904, 1879, Nez Percé. Idaho, Oregon; Washington).

1886:


"U beweert dat u gezonden werd door de Scheppende Macht om met ons te praten. Mischien denkt u dat de Schepper u hierheen zond om over ons te beschikken zoals het u uitkomt. Als ik zou geloven dat u gezonden was door de Schepper, zou ik geneigd zijn te denken dat u het recht had over mij te beschikken. Begrijp mij niet verkeerd, maar begrijp mij ten volle vanuit mijn liefde voor het land."
Hin- mah- too- yah- lat- kekht/ Thunder Travelling to Loftier Mountain Heights/ chief Joseph, ....-1904, Nez Perce. Idaho, Oregon, Washington)..
(McLuhan, 1986: p.54).

1895:


"Zij [d.i. de blanken] geven niets om het lot van de Indiaan;

zij vinden enkel belangrijk dat hun eigen begeerten bevredigd worden

.
"
(Choctaw & Chickasaw Nation delegates, 1895. Mississippi; later verdreven naar Oklahoma, Louisiana).

1900:


"Ik heb geprobeerd de goederen die zij [d.i. de blanken] me beloofd hebben te verkrijgen; ik heb gezocht maar ik kon ze niet vinden. Van wat zij mij uitdrukkelijk beloofd hebben, heb ik nog niet eens de helft gezien."
(Big Bear, Cree chief, ca. 1900. Canada).

1900:


"Ooit waren wij gelukkig in ons eigen land en hadden wij zelden honger, omdat toen de tweevoeters en de viervoeters samen leefden als bloedverwanten, en er voor hen en voor ons genoeg was. Maar op een dag kwamen de blanken, en zij maakten kleine eilandjes voor ons en andere eilandjes voor onze viervoeters, en steeds worden deze eilandjes kleiner en kleiner, want

overal om ons heen kolkt de vraatzuchtige vloedgolf van het blanke volk, en zij is vuil van leugens en bedrog.

.
.
Ik kan me herinneren dat er zoveel bisons waren dat zij niet geteld konden worden, maar meer en meer bleekgezichten kwamen om ze te doden totdat er enkel nog hier en daar bergen botten lagen waar zij eens waren. De blanken doodden ze niet om te eten; ze doodden ze om het metaal dat hen waanzinnig maakt [d.i. geld], en ze namen enkel de huiden om die te verkopen.
Soms namen ze niet eens de huiden, maar enkel de tongen; en ik heb gehoord dat er vuurboten de Mississippi afvoeren beladen met enkel gedroogde bison tongen. Soms namen ze zelfs niet eens de tongen; ze moordden en moordden omdat ze daar plezier in hadden
.

Je kunt zien dat deze mensen krankzinnig waren

.
Toen wij op de bison joegen, doodden we enkel wat we nodig hadden.
"
(Hehaha Sapa/ Black Elk, 1863-193.., Sioux chief. Ca. 1900: Minnesota, North- & South- Dakota).

1909:


"We namen ons voor vriendelijk te zijn jegens de blanken, ondanks de vele veranderingen die zij brachten. Maar we vonden dit moeilijk omdat de blanken te vaak beloofden het ene te doen en wanneer zij al iets deden, het andere deden. .. Zij spraken heel luid wanneer zij vertelden dat hun wetten voor iedereen gemaakt waren; maar al gauw kwamen we erachter dat, hoewel zij van ons verwachtten dat wij ons eraan hielden, zij er geen probleem in zagen om ze zelf te breken. Zij vermaanden ons geen whiskey te drinken, terwijl zij het zelf brouwden en het aan ons verhandelden tot we bijna uitgeroeid waren.
Hun Wijzen vertelden dat we hun religie konden krijgen, maar toen we probeerden die te begrijpen ontdekten we dat er teveel soorten religie waren onder de blanken om voor ons begrijpelijk te zijn, en dat er zelden twee blanken waren die het erover eens waren welke de juiste was om te leren. Dit zat ons aardig dwars totdat we zagen dat de blanke zijn religie niet in het minst ernstiger nam dan dat hij zijn wetten deed, en dat hij ze beide als Helpers vlak achter zich hield, om ze te gebruiken wanneer ze hem van pas zouden kunnen komen in zijn omgang met vreemdelingen.
Dit was niet onze manier. Wij hielden ons aan de wetten die we maakten, en leefden onze religie na
.
Wij hebben de blanke nooit goed kunnen volgen,

die niemand anders voor de gek houdt dan zichzelf

.
"
(Aleek-chea-ahoosh/ Many Achievements/ Plenty Coups, Crow chief, 1909. Dakota; later verdreven naar Montana).

1911:


"

Een mens dient te streven naar dat wat oorspronkelijk is, in plaats van wat kunstmatig is

.
"
(Okute/ Shooter, Teton Sioux, 1911. Minnesota, North- & South- Dakota).

1916:


"De inlandse Amerikaan paarde zijn trots aan een grote nederigheid. Spirituele arrogantie was vreemd aan zijn aard en zijn overtuigingen. Hij maakte er nooit aanspraak op dat het vermogen tot de spraak een bewijs was van superioriteit over de zwijgende schepping. .. Stilte was voor hem de stem van het Grote Mysterie ..."
(Ohiyesa/ Charles Alexander Eastman, Santee Dakota Sioux, 1916. Minnesota, North- & South- Dakota).

1933:


"Het was niet voordat de behaarde mens uit het oosten kwam en met brute razernij onrecht over ons uitstortte, dat de natuur 'wild' voor ons was. Pas toen de dieren in het woud bij het naderen van de blanke op de vlucht begonnen te slaan, was het dat voor ons het 'Wilde Westen' begon.
.. De oude Lakota Indiaan was wijs. Hij besefde dat

het menselijk hart, verwijderd van de natuur, verhardt

; en dat gebrek aan respect voor groeiende, levende dingen spoedig zou leiden tot evenveel gebrek aan respect voor mensen.
"
(Luther Standing Bear, Oglala Lakota Sioux chief, 1933. Minnesota, North- & South- Dakota; later verdrongen naar South Dakota).

1940:


"Stel dat ik in mijn kano stapte en naar Spanje peddelde. Zou ik dan kunnen zeggen dat ik Europa had 'ontdekt'? ..
De blanke is bezeten van bezit. Hij koopt een stuk land, hij zet er een afrastering omheen, en hij zegt: 'Afblijven! Dit is van mij!'. Dat is merkwaardig want het land was er lang voordat de blanke het kocht, en zal hier nog lang zijn nadat hij heen is gegaan. ..
Bezit de blanke inderdaad een stukje van de hemel of de oceaan? De Indiaan gelooft dat de aarde en de hemel en de oceaan er zijn om door de mens gebruikt te worden,

zolang hij ze tenminste niet misbruikt.

.
.
De blanke is trots op zijn stinkende auto die elk jaar meer mensen doodt dan er door Indianen werden gedood in de laatste honderd jaar. In het verkeer maakt hij kinderachtige manoeuvres, om te laten zien hoe superieur hij is. .."
(Pablo Abeita, Pueblo, gouverneur van Isleta Pueblo, 1940. New Mexico).

1941:


"Van de blanke onderwijzers .. heb ik geleerd, dat een mens met zijn hoofd denkt in plaats van met zijn hart."
(Sun chief, Oraibi Hopi chief, 1941. Arizona).

1958:


"De blanke mensen hielden nooit rekening met het land of de herten of de beren. .. Zij ploegen de grond om, halen de bomen om, doden al wat leeft. ..
Hoe zou de geest van de aarde kunnen houden van de blanke mens? Overal waar de blanke haar heeft aangeraakt, is zij gewond.
"
(Wintu vrouw, 1958. California).

1958:


"Wij zagen het werk van de Grote Geest in vrijwel alles: de zon, de maan, de bomen, de wind en de bergen. Soms benaderden wij hem door middel van die dingen. Was dat zo slecht? Ik denk dat we getuigden van een waar geloof in het Allerhoogste, een sterker vertrouwen dan de meeste blanken toonden die ons heidenen noemden. .. Zonder enig begrip veroordeelden jullie ons als verloren zielen enkel omdat onze manier van vereren anders was dan die van jullie.
Indianen die dicht bij de natuur en de heerser over de natuur leven, leven niet in duisternis.
"
.. "Weet je, wanneer je al je boeken bij elkaar neemt en ze uitlegt onder de zon, en de regen en de sneeuw en de insecten een tijdje op ze laat inwerken, dan blijft er niets van over. Maar de Grote Geest heeft ons voorzien van de gelegenheid te studeren in de universiteit van de natuur: de wouden, de rivieren, de bergen, en de dieren waaronder onszelf. ..

Wanneer mensen ver verwijderd leven van de taferelen van de schepping van de Grote Geest, kunnen zij gemakkelijk zijn wetten vergeten.

..
"
(Ta- Tanga Mani/ Walking Buffalo, 1871-1967, Stoney, 1958. Morley, Alberta).

1970:


"De begeerte van de blanke naar materiële bezittingen en macht heeft hem ongevoelig gemaakt voor het leed dat hij moeder Aarde berokkent in zijn honger naar wat hij 'natuurlijke hulpbronnen' noemt."
(Navaho & Hopi comittee, 1970. Arizona & New Mexico).

1980:


"Wij allen moeten onszelf zien als deel van deze aarde, en niet als een vijand van buitenaf die probeert haar zijn wil op te leggen. Wij, die de betekenis van de cirkel kennen, weten dat we geen deel van de aarde kunnen schaden zonder tegelijk onszelf te schaden."
(Lame Deer, Muscocee Cree chief, 1980. IV-th Bertrand Russell Tribunaal: Canada).