Cursus / training:

Methode 'Praktische Logica'

©


Logische diagnose

van de

psychologie



CvdV
1.2: Zondag 25 mei 2008 00:20.



1. Psychologie als meta-model.



De psychologie kunnen we beschouwen als een 'meta-model', een model dat mensen zijn gaan ontwikkelen over de manieren waarop mensen gebruik (kunnen) maken van modellen van de werkelijkheid, om hun handelen en beslissen te kunnen bepalen. Eén interessant doel hiervan kan zijn om na te gaan hoe het menselijk modelgebruik in het algemeen 'intelligent' kan gebeuren: doelgericht, doelmatig en effectief.

2. Patronen van ruis.



De psychologische kennisopbouw blijkt echter een project met de nodige valkuilen. De problemen liggen allereerst op het gebied van objectiviteit, oftewel de vraag of waarnemingen, aannames en conclusies voldoende object-bepaald zijn, of juist sterk beïnvloed en bepaald zijn door eigenschappen van de waarnemer c.q. onderzoeker oftewel subject-bepaald zijn.

(2.1)

De modelvorming is deels zelf-reflexief.


Het eerste probleem ligt in de relatie tussen de onderzoeker en het onderzoeksgebied, respectievelijk het opgebouwde model. De onderzoeker verzamelt kengegevens over menselijk functioneren die zo valide mogelijk zijn en dus evengoed dienen te gelden voor zijn eigen functioneren. Met andere woorden, de onderzoeker is hierdoor zelf 'van nature', object en onderdeel van het onderzoeksgebied en de verzamelde kennis. Het 'meta-model' dat in de psychologie wordt ontwikkeld is per implicatie, als model van de menselijke modelvorming, tegelijk zèlf onderdeel van de menselijke modelvorming: het is zelf-reflexief. Het menselijke kenvermogen heeft weliswaar zelf-reflexieve vermogens ten aanzien van instanties van zijn gekende inhouden. Maar het is de vraag of de menselijke geest in staat is om zichzelf voldoende betrouwbaar en volledig te kunnen 'overzien' of 'doorgronden'. "The snake cannot completely swallow itself by the tail" (John S. Bell, 1973: p.687-690; 1987: p.41-42).

(2.2)

Het onderzoeksobject is deels particulier.


Het tweede probleem ligt in de aard van het onderzoeksdomein, dat voor een belangrijk deel niet 'openbaar toegankelijk' is.
Weliswaar kunnen we bepaalde aspecten van ons psychische proces bij onszelf waarnemen, maar deze introspectie is - behalve selectief, onvolledig, en niet zonder meer betrouwbaar - als intrapsychisch proces niet empirisch van aard, exclusief persoonlijk, particulier, niet direct toegankelijk voor anderen.
We kunnen de subjectieve beleving van anderen hoogstens indirect kennen, door ze af te leiden uit lichamelijke signalen via communicatie en met behulp van taal, en dit zijn ook weer beperkte, en feilbare systemen van informatie-overdracht.

Door deze en andere factoren is het niet eenvoudig om een theorie te ontwikkelen die aantoonbaar geldig is voor de psychische processen van alle mensen. Het probleem gaat echter dieper: het maakt van de psychologie een matig tot slecht beslisbaar vakgebied.

De kennis en methodologie van de psychologie bestaat dan ook nog steeds uit een ongelofelijke verscheidenheid aan meningen, ideeën en benaderingen, veelal over dezèlfde verschijnselen. Veel van die hypothesen, theorieën en conventies zijn bovendien vaak speculatief, arbitrair, irrationeel, metaforisch of mythisch. Ze zijn ook zelden echt eenduidig te interpreteren, empirisch verifieerbaar en logisch beslisbaar, waardoor ze nauwelijks toetsbaar zijn.
{Zie voor deze onderwerpen verder bijvoorbeeld:
(·) Patronen van ruis in de psychologie .. }

3. Remedies tegen ruis.



Er is binnen de psychologie (en breder, de sociale wetenschappen) wel een zeer uitgebreide methodologie ontwikkeld om het onderzoeksdomein, dat tegelijk ongrijpbaar en weerbarstig is, op een enigszins betrouwbare manier in kaart te kunnen brengen. Dit betreft vooral methoden van experimenteel en quasi-experimenteel steekproefonderzoek, gecombineerd met complexe statistische analysetechnieken.
Toch is deze methodologie nog steeds niet voldoende gebleken om de spreekwoordelijke wolligheid en warrigheid binnen de sociale wetenschappen te beteugelen. Er zijn hiervoor drie hoofdoorzaken te noemen die meteen in het oog springen:

(3.1)

Statistiek en causaliteit



Toepassing van experiment en statistiek vereist inzicht in causaliteit.



De resultaten uit wetenschappelijk onderzoek, ook al zijn ze bereikt met complexe experimentele methoden en exacte statistische technieken, hoeven op zichzelf niet exact te zijn. De toepassing van zulke methoden en technieken heeft enkel zin als het correct gebeurt, dat wil zeggen, exact zoals ze bedoeld zijn. Dat laatste kan alleen op een zinvolle manier wanneer men een helder begrip heeft van wat causale relaties zijn, en wat nodig is om deze aan te tonen op basis van een hoeveelheid steekproefgegevens.
Een belemmering voor die adequate aanpak is echter het feit dat het vaak ontbreekt aan primaire inzichten in de meest basale principes van causaliteit, met name de precieze logische structuur daarvan. Dat laatste is de belangrijkste voorwaarde voor inzicht in opzet en uitvoering van onderzoek.

{N.b. In hun enthousiasme willen onderzoekers weleens allerlei voorwaarden en eisen verwaarlozen ten aanzien van de steekproef, de metingen en de gegevensbehandeling. Enkele voorbeelden van algemeen gangbare fouten en misverstanden:

Correlatie

wordt vaak overgewaardeerd, als mogelijke indicatie voor de aanwezigheid van causale relaties.
De aanwezigheid van correlatie wijst echter enkel op symmetrie tussen twee of meer getallenreeksen, c.q. rekenkundige variabelen.
Afwezigheid van correlatie kan wel wijzen op de àfwezigheid van causaal verband, maar het causale mechanisme kan ook tijdelijk geblokkeerd zijn, door nader te bepalen oorzaken.

Regressie

wordt vaak beschouwd als een aanwijzing die - meer dan correlatie - verwijst naar de veronderstelde causale relatie. Het enige verschil met de correlatie-coëfficiënt is echter dat de regressie-coëfficiënt afhankelijk is van rekenrichting, en van de gebruikte schalen. Dat maakt dus niets uit voor de beschreven statistische samenhang, laat staan voor een eventueel causaal verband.

Significantie

van steekproefuitkomsten zoals correlaties legt de relatie tussen de steekproefwaarde en de steekproefgrootte. Op basis van die relatie geeft de significantie weer hoe groot de kans is dat de steekproefwaarde op statistische gronden de populatiewaarde weerspiegelt. Het is geen indicatie, of hoogstens heel indirect, voor de kans dat een verondersteld causaal verband werkelijk geldig is.

Zie voor meer over deze onderwerpen:
(·) Causale analyse en statistiek. Opmerkingen over de betekenis van correlatie, regressie en significantie.
(·) Methode voor Causale analyse: Richtlijnen bij oorzaak-gevolg oordelen, verklaren, voorspellen. (Inleiding en overzicht). }

(3.2)

Informatie en combinatorische explosie



Integratie van bevindingen vereist inzicht in combinatorische explosie en de logische reductie van complexiteit.



De resultaten uit wetenschappelijk onderzoek, hoe ze ook bereikt zijn, moeten correct gecombineerd en geïntegreerd worden met andere resultaten en met bestaande kennisgegevens: theorieën, modellen, hypothesen, begrippenkaders, concepten, en dergelijke. In het algemeen telt bij het combineren van informatie onvermijdelijk het gigantische probleem van combinatorische explosie van mogelijke logische relaties. Dit probleem telt bij uitstek in de sociale wetenschappen - zowel door de complexiteit van het domein (menselijk gedrag), als door de chaotische toestand van het vakgebied - maar wordt daar vrijwel nooit onderkend.

{N.b. Met het toenemen het aantal elementen in een verzameling, bijvoorbeeld onderscheidingen in informatie, neemt het aantal mogelijke unieke logische relaties tussen die elementen hyper-exponentieel toe.
Van alle mogelijke logische relaties is altijd maar een heel klein deel logisch geldig. Om de 'juiste', of optimale informatie te achterhalen, zullen we de logisch geldige conclusie(s) moeten selecteren. Die selectie is alleen snel en betrouwbaar mogelijk door middel van het toepassen van logica. Om precies te zijn: exacte, dus formele logica. Op zijn minst geldt dan de meest eenvoudige vorm van (exacte) logica, de propositielogica (PPL). Alle 'hogere' of 'meer sophisticated' vormen van logica zijn hiervan afhankelijk.

Stel we nemen de simpelste versie van de propositielogica, met twee waarheidswaarden (waar of onwaar). Deze levert bij twee elementen al 16 combinaties. Hiervan kunnen de meeste mensen c.q. academici er maar enkele noemen.
De logische relaties in een hoeveelheid gegevens zijn allesbepalend voor de samenhang, de betekenis, de implicaties en de bruikbaarheid (informatieve waarde) van die gegevens. De consequentie van combinatorische explosie is dat inzicht in de ordening en implicaties van gegevens vrijwel onmogelijk is zonder kennis van formele logica.

Zie voor meer over dit onderwerp:
(·) Informatie, Combinatorische explosie en Logica - korte inleiding. }

(3.3)

Toepassing in de praktijk: 'N=1' voorspelling



Interpretatie van resultaten vereist inzicht in 'N=1' voorspelling.



De resultaten uit exacte statistische steekproefonderzoeken dienen ook correct te worden geïnterpreteerd. Dit betreft met name de vraag in hoeverre uitkomsten uit steekproefonderzoek, zoals correlaties (die altijd gebaseerd zijn op gemiddelden) kunnen worden gegeneraliseerd naar de gehele populatie - en vervolgens kunnen worden 'vertaald' naar toepassing in de praktijk. Het laatste vereist onvermijdelijk de (logische) deductie vanuit algemene regels naar conclusies over een specifiek geval. Maar wanneer de logische geldigheid van een algemene regel wordt gebaseerd op statistische validiteit, zal elke voorspelling van consequenties voor een individu alleen bij extreem hoge correlatiewaarden een redelijk beperkte onzekerheidsmarge opleveren.

{N.b. Er is bijvoorbeeld de algemeen verbreide, elementaire misvatting dat significantie van steekproefuitkomsten voor de populatie (externe validiteit) voldoende grond geeft voor valide toepassing op individuen (zeg, deductieve validiteit). Hiertussen gaapt echter een kolossale kloof.
Als men met minder-dan-honderd procent waarschijnlijke verbanden werkt - en dit is (vrijwel) altijd zo in de sociale wetenschappen - dan heeft men altijd hetzij de bivariate kansverdeling, hetzij de formele logica nodig voor geldigheid van praktische toepassingen. En dit gebeurt dus (hoegenaamd) nooit!
Zie ook:
(·) Principes van Causale analyse voor 'N=1' steekproef:
Voorspellende kracht van correlatiewaarden: van steekproef naar populatie en naar specifiek geval. }

Dit zijn nogal verstrekkende bronnen van bias die echter prima en rigoreus kunnen worden aangepakt met behulp van logica. In de sociale wetenschappen is er echter nauwelijks aandacht voor logica. Het gevolg is een zeer beperkte dan wel zeer rekkelijke toepassing van logische criteria: niet alleen van waarheid c.q. betrouwbaarheid en validiteit, maar vooral ook van eenduidigheid, coherentie, consistentie, beslisbaarheid, enzovoorts. Deze criteria betreffen enkel nog maar de randvoorwaarden voor zinvolle kennis. De massale lacunes hierin leiden samen tot nog meer combinatorische explosies van bugs.

4. Verhoudingen in validiteit tussen psychologie en andere vakgebieden.



In de sociale wetenschappen is 'validiteit', of geldigheid van veronderstelde relaties (ruimtelijk, chronologisch, causaal, enz.) een bekend begrip. Het wordt door onderzoekers echter meestal gereserveerd voor evaluaties van nogal geïsoleerde hypothesen en conclusies in bepaalde theorieën of onderzoeksresultaten. Puur vanuit logisch perspectief kan - gelet op bovengenoemde veelomvattende problemen - alleen een fractie van de huidige, gevestigde psychologie geldig c.q. valide zijn.

Enkele vergelijkende voorbeelden, om de proporties in beeld te brengen.

(4.1)

Psychologie.


Neem een willekeurige universitaire studie sociale wetenschappen, bijvoorbeeld psychologie, de propedeuse, het curriculum inleiding, zeg het eerste studieboek (al gauw zo'n 500 blz.). Kies een uitgave met de meest algemene en meest geaccepteerde kennis van het vakgebied. Hoeveel procent van de beschreven kennis is valide? De vraag stellen is al bijna belachelijk. Immers, het hele begrip validiteit lijkt al nauwelijks van toepassing op deze 'kennis'. Deze bevat immers een massa mythen en meningen, contingenties en contradicties. Voor zover validiteit van toepassing is, zal het deel met logische geldigheid met moeite tot enkele procenten komen, het deel met beslisbaarheid wellicht tot twintig procent (naar zeer ruwe schatting). Dit zal dan vooral de meest 'harde' experimentele kennis betreffen, op gebied van neurofysiologie, biopsychologie, functieleer (reactietijden, perceptie en geheugenprestaties e.d.), en dergelijke. De grootste divergentie van theorieën en modellen is te vinden aan de andere kant van het spectrum, in de 'zachte' sector: klinische psychologie, persoonlijkheidspsychologie, sociale psychologie, enz..

(4.2)

Natuurkunde.


Neem vervolgens een vak als de natuurkunde. Neem dan, zeg, de eerste tien meest algemeen gangbare, inleidende studieboeken (totaal bijv. 3000 blz.). Hoeveel procent van de beschreven kennis is valide? Ook hier is de vraag stellen al bijna belachelijk, maar vanwege de omgekeerde reden. Het zijn immers alleen de uithoeken van het vakgebied, met betrekking tot de meest extreme aspecten - althans naar menselijke maat genomen - in het fysisch universum, waar de kennis enigszins aan geldigheid gaat inboeten (zoals de wonderlijke wereld van subatomaire deeltjes en de incompatibiliteit van de quantum-mechanica met de relativistische fysica).

(4.3)

Formele logica.


Neem ten slotte het vak formele logica (ook wel genoemd mathematische logica, hoewel de verbinding met wiskunde secundair is terwijl de rol van formalisering primair en essentieel is). Neem dan, zeg, de eerste honderd meest algemeen gangbare, inleidende studieboeken of artikelen (totaal bijv. 10000 blz.). Hoeveel procent van de beschreven kennis is valide? Hier is de vraag stellen eigenlijk pas echt belachelijk. Er wordt in de formele logica immers geen kennis opgenomen, die niet valide is. En waar in de tekst ongeldige informatie wordt vermeld, wordt dit op een geldige manier onderkend (of de auteur is abuis natuurlijk).

De psychologie zou je dus, vergeleken met de meer exacte wetenschapsvakken, kunnen beschouwen als een gigantische 'schuimtaart' van termen, begrippen en theorieën ('verhalen'), die je - vanwege de vrijwel totale wanorde - ook een 'grabbelton' zou kunnen noemen. Het gebrek aan gronden doet denken aan 'luchtfietsen' in eindeloze 'virtuele landschappen', terwijl de inhoud bij gebrek aan substantie grotendeels bestaat uit een 'mentale luchtbel', een 'informatie-bubble', om niet te zeggen een semantisch vacuüm.

Onnodig te zeggen dat dit niet bepaald optimale gevolgen zal hebben voor de kwaliteit van de wetenschappelijke kennis, en voor de toepassingen van psychologie en andere menswetenschappen in de praktijk - met name waar het om concrete mensen en hun heel wezenlijke rechten, belangen en gevoelens gaat (zorg, rechtsspraak, tbs, media, politiek, defensiebeleid, veiligheidsbeleid, enzovoorts).

5. Alledaagse filters.



Puur op grond van het voorgaande zou je bijna denken dat de psychologie een continu stortvloed van vrijwel totale onzin zou moeten produceren.
Toch zou dat ook weer overdreven zijn. De ergste onzin blijkt goeddeels te worden weggefilterd (al blijft er dus toch nog wel wat over). Waardoor?

(5.1)

Confrontaties met de realiteit.


Het eerste punt is dat mensen van nature uiteraard wel bepaalde vermogens of 'intuïties' hebben om redelijke selecties te maken. Het menselijk oordeelsvermogen is grof en zeer feilbaar, maar biedt niettemin een onmetelijke rijkdom aan mogelijkheden om met de realiteit om te gaan - vaak met veel fantasie, improvisatie en trial-and-error. Als onzinnige ideeën maar vaak genoeg botsen op de 'harde' feiten, terwijl een redelijk inzicht in die feiten genoeg voordeel oplevert, dan zullen mensen die ideeën vaak wel vroeg of laat wel bijstellen. Er dringt dus wel wát door van de realiteit en van reële logische structuren. Dit geldt ook - en 'zelfs' - voor psychologen en de psychologie.

(5.2)

Empirisch onderzoek.


Zoals eerder genoemd zijn er in de psychologie deelgebieden die op redelijk 'hard' empirisch en experimenteel onderzoek berusten, zoals neurofysiologie, biopsychologie, functieleer (reactietijden, perceptie en geheugenprestaties e.d.), en dergelijke. De kennis die hierover is dan ook evenredig betrouwbaar, zij het nog vaak beïnvloed door culturele factoren en meestal van fragmentarische aard terwijl de algehele samenhang onduidelijk is wegens gebrek aan een overkoepelend model.

(5.3)

Waarheid in persoonlijke ervaringen.


Een groot deel van de inzichten en opvattingen in de psychologie - met name in de 'softe' sector - stamt van concrete, persoonlijke ervaringen die mensen zelf in hun leven hebben opgedaan. Deze ervaringen zijn vaak gegeneraliseerd, en aaneengeregen tot verstrekkende theorieën die niet altijd even robuust en solide zijn. Maar die constructies zullen vaak nog een kern van waarheid bevatten over de oorspronkelijke referentiële ervaring, en dus wel íets weerspiegelen van de menselijke belevingswereld.

(5.4)

Schifting door consensus.


Een belangrijk punt is dat mensen ook collectief selecties maken. Dat wil zeggen, ze nemen zeer gemakkelijk ideeën van elkaar over wanneer die door anderen gehuldigd worden, en verwerpen ideeën die minder populair zijn. Kortom, de sociale legitimatie, de consensus, sensus communis, communis opinio, fungeert voor de meeste mensen als een filter van informatie. De inhoud van die consensus is uiteraard sterk afhankelijk van tijdgeest, (sub)cultuur, ideologie of religie, machtsfactoren, het politieke klimaat, enzovoorts.
Het effect is in ieder geval dat veel tegenstrijdigheden in het totaal van logische combinaties worden verwijderd. Dan kan er nog veel incoherent of ongefundeerd blijven, en dus wellicht onzin. Maar ook een 'partijdige' schifting kan een relatieve verbetering betekenen ten opzichte van totale chaos.

6. Het nut van lucht in de schuimtaart.



Niettemin blijft er, het moet gezegd, nog een hoop 'luchtfietsen', 'meningenbrei' en 'kaartenhuis' kennis in de psychologie. (Naar mijn inschatting rond de tachtig procent, maar dat is in wezen een impressionische benadering, toegegeven). Hoe kan het dat deze wordt gehandhaafd, in een traditie die zichzelf als wetenschappelijk afficheert?

Wellicht door financieel-economische factoren. Psychologie is immers ook een kwestie van handel. Rond de psychologie is een miljardenindustrie opgebouwd. Het grondprincipe is daar zoals elders op de markt: vraag en aanbod bepalen de marktwaarde. Oftewel, wat de mensen willen, dat geven we ze, en wat de mensen niet lusten, dat laten we weg. En als het product kennis is, of informatie, dan bepalen vraag en aanbod ook de veronderstelde waarheidswaarde en gebruikswaarde. 'Als het verkoopt, dan werkt het, dus dan is het waar.'
Het helpt natuurlijk wanneer het product aansluit bij de gangbare conventies, trends en hypes volgens de heersende consensus.
Dat dit werkt mag blijken uit het feit dat de Westerse cultuur inmiddels doortrokken is van psychologie, en het eindeloos, en masse bestuderen en uitmeten van gevoelens, karaktertrekken en sociale interacties. 'Gedachten-lezen' en 'karakter-analyse' zijn een collectieve hobby geworden, een oneindig uit te spinnen tijdverdrijf. Er is dan ook een lucratieve wisselwerking met de amusementsindustrie die floreert met realityshows, ( real-life) soaps, info-tainment, virtual reality, 'creality', enzovoorts.

De keerzijde is dat nieuwe ideeën, die niet overduidelijk op korte termijn een commerciële meerwaarde opleveren, met grote moeite door de collectieve Gemeinsinn breken (de 'betonnen consensus').

7. Een frisse wind, een helder perspectief.



Hoewel dus pseudo-wetenschap een gewaardeerde functie kan hebben, zowel in de psychologie als in vele maatschappelijke sectoren, blijven er ook zonder deze warrigheden genoeg problemen die om een oplossing vragen.
En uiteraard blijft een grote hoeveelheid psychologische kennis uitstekend bruikbaar, mits 'gefilterd' van overtollige ruis, en nader geordend en aangescherpt. Wanneer de psychologie gedegen wordt gerenoveerd met behulp van robuuste kennis uit andere vakgebieden, zoals formele logica, neurofysiologie, en algemene taalwetenschap, kan deze kennis prima worden toegepast op een manier die doelgericht, doelmatig en doeltreffend is.
{Zie hiervoor verder bijvoorbeeld:
(·) Waarom Logica in de Psychologie. }


Zie verder ..