Cursus / training:

Methode 'Praktische Logica'

©


Patronen van ruis in de psychologie



CvdV
1.1: Woensdag 21 mei 2008 11:07.


Psychologisering op drift



Op steeds meer terreinen van de Westerse samenleving kunnen we een toename zien van toepassingen van de psychologie. Niet alleen in de kunst en het culturele leven, waarin het psychische natuurlijk altijd al een hoofdrol speelde om emoties, esthetische ervaring en dergelijke op te roepen. Maar ook bijvoorbeeld in commercie, media en politiek is de belangstelling gestegen voor het persoonlijke, de motieven en emoties van mensen, en de effecten van communicatie en interactie.

Het belang hiervan is uiteraard het inspelen op deze processen om mensen te kunnen beïnvloeden: en ze te bewegen om producten te kopen, op de gewenste zenders af te stemmen, op de bedoelde politici te stemmen, enz..

Zo raakt onze maatschappij steeds meer tot in alle sectoren doordrongen van 'psychologisering'. De 'kale' feiten en 'koele' structuurgegevens over menselijk gedrag worden steeds vaker ondergeschikt aan smeuïge speculaties, over allerlei mogelijke achterliggende motieven, emoties, achtergronden, persoonlijkheid en privéleven. 'Gedachten-lezen' en 'karakter-analyse' zijn een collectieve hobby geworden, een oneindig uit te spinnen tijdverdrijf. Er is dan ook een lucratieve wisselwerking met de amusementsindustrie die floreert met realityshows, ( real-life) soaps, info-tainment, virtual reality, 'creality', enzovoorts.

Tegelijk houdt het vakgebied van de psychologie voor velen nog steeds iets ondoorzichtigs. Sterker, voor buitenstaanders bevat de psychologie nog vaak allerlei wollige warrigheid.

Op de universeiten wordt ondertussen al zeker een eeuw van alles gedaan om de psychologie te voorzien van meer exactheid en betrouwbaarheid. Dit vooral door het toepassen van experimenteel onderzoek en statistische analyse. Niettemin zijn er nog diverse factoren waardoor in de psychologie aardig wat 'ruis' valt te ontdekken. Het is denkbaar dat deze ruis doorwerkt op gebieden waar psychologie direct of indirect van invloed is.

Daarom kan het nuttig zijn om enkele van die 'bronnen van bias' vanuit de psychologie op een rijtje te zetten.

(a)

De onderzoeker maakt deel uit van zijn eigen onderzoeksgebied.



Het object van onderzoek in de psychologie bestaat in feite uit het menselijk functioneren, dat een proces behelst. Tegelijk bestaat ook het 'meta-proces' waarmee dit proces onderzocht wordt, eveneens uit menselijk functioneren. Alles wat aan geldige kennis ontdekt kan worden over het algemene menselijk functioneren, zal dus bij voorbaat ook, als het goed is, moeten gelden voor het specifieke functioneren van de onderzoeker c.q. psycholoog. Dit inclusief alle mogelijkheden en beperkingen van de menselijke oordeelsvorming.
Er is dus een merkwaardigheid in de relatie tussen de onderzoeker en het onderzoeksgebied, respectievelijk het opgebouwde model. Het 'meta-model' dat in de psychologie wordt ontwikkeld is per implicatie, als model van de menselijke modelvorming, tegelijk zèlf onderdeel van de menselijke modelvorming: het is zelf-reflexief. Het menselijke kenvermogen heeft weliswaar zelf-reflexieve vermogens ten aanzien van instanties van zijn gekende inhouden. Maar het is de vraag of de menselijke geest in staat is om zichzelf voldoende betrouwbaar en volledig te kunnen 'overzien' of 'doorgronden'. " The snake cannot completely swallow itself by the tail" (John S. Bell, 1973: p.687-690; 1987: p.41-42).
Er is bijvoorbeeld een kans dat de onderzoeker in zijn perceptie zijn eigen neigingen 'vermengt' met die van zijn object (een bekende menselijke neiging die we projectie noemen). Het is ook denkbaar dat de onderzoeker op het interpersoonlijk vlak reageert op zijn object met de kans dat de laatste selectief andere reacties gaat vertonen (een verschijnsel dat als reactievorming bekend staat). Bovendien is er het merkwaardige feit dat psychologisch onderzoek zich veelal richt op de beperkingen van de menselijke oordeelsvorming, terwijl dezelfde bevindingen heel weinig worden toegepast voor een kritische blik op de oordeelsvorming van psychologen.

(b)

Het onderzoeksgebied is voor een deel niet-waarneembaar, en lastig te beschrijven.



Het onderzoeksgebied van de psychologie omvat per definitie vele verschijnselen van subjectieve of intersubjectieve aard - zoals gedachten, gevoelens en motieven - die meestal niet rechtstreeks van buitenaf bij mensen waarneembaar zijn: ze zijn niet empirisch. Maar in de Westerse wetenschapsopvatting wordt kennis alleen betrouwbaar geacht als ze algemeen toetsbaar is, dus intersubjectief te controleren, en publiekelijk toegankelijk, en daarom hetzij direct empirisch waarneembaar zijn (zoals het vallen van een appel), hetzij logisch afleidbaar uit empirische gegevens (zoals microben onder een microscoop).
Daarnaast zijn niet-empirische zaken lastig te omschrijven in algemeen geldende termen en daardoor vaak moeilijk eenduidig te definiëren. Wat is bijvoorbeeld het precieze verschil tussen een waarneming en een gedachte, een (lichamelijk) gevoel of een emotie? Het valt niet mee om dat scherp aan te geven op een manier die door iedereen onmiddellijk herkend kan worden.

Om deze en andere problemen op te lossen worden bepaalde maatregelen en instrumenten toegepast, zoals proefopzetten, tests, statistische analyses, en worden begrippen vaak voorlopig arbitrair gedefinieerd (bijv. 'Intelligentie' als 'datgene wat een intelligentie test meet').
Toch blijft het vaak onzeker of zulke oplossingen meer dan 'cosmetisch' zijn (window-dressing), en of de resultaten voldoende objectief zijn in de zin van 'object-bepaald' - of dat ze toch wel erg sterk subjectief zijn in de zin van 'subject-bepaald', d.w.z., vooral voortkomen uit subjectieve interpretatie dan wel intersubjectieve concensus afhankelijk van lokale (sub)cultuur.

(c)

Het werkveld is extreem veelvormig en complex.



Het psychologisch werkveld wordt in de praktijk gekenmerkt door een schier grenzeloze variatie aan problemen, verhalen en interpretaties afkomstig van cliënten, doelgroepen, collega's en anderen. Dit is geen wonder omdat mensen ondanks vele gemeenschappelijke kenmerken ieder uniek zijn en de interactie met anderen en wisselende situaties des te meer combinatorische explosie van mogelijkheden geeft.
Ook hebben we te maken met even zovele ideologieën, tradities en rituelen van persoonlijke of (sub)culturele aard. In al die gegevens spelen natuurlijk vele componenten en aspecten een rol die irrationeel, chaotisch, fragmentarisch, of fictief zijn. Deze kaleidoscopische veelvormingheid is een onuitputtelijke bron voor verwondering en fascinatie, en 'lering en vermaak' (letterlijk), maar het betekent wel dat het werkveld vele complicaties kent en effecten van interventies zelden vanzelfsprekend zijn.

(d)

De kennis en methodologie van de psychologie is zeer chaotisch, zwak gefundeerd en weinig consistent.



De kennis en methodologie van de psychologie bestaan in feite uit een enorme verscheidenheid aan opvattingen en benaderingen, veelal ten aanzien van dezèlfde verschijnselen of problemen. Het is daarbij vaak niet duidelijk welke daarvan nu echt de voorkeur verdient. Veel van die hypothesen, theorieën en conventies zijn bovendien vaak speculatief, arbitrair, irrationeel, metaforisch of mythisch: in menige gevallen ' kaartenhuis-theorieën'. Ze zijn ook zelden echt eenduidig te interpreteren, empirisch verifieerbaar en logisch beslisbaar, waardoor ze nauwelijks toetsbaar zijn: nauwelijks te onderscheiden van 'luchtfietsen'. Als ze wel redelijjk interpretabel zijn blijken ze vaak wat betreft hun logische structuur te rammelen: incoherent of onderling incompatibel, neigend tot 'spaghetti-logica'. En voor zover ze beslisbaar zijn, blijken ze vaak slecht gefundeerd, inhoudelijk inconsistent of onderling tegenstrijdig.

We zien dat er wel steeds nieuwe visies en concepten worden geïntroduceerd die dan een tijdje modieus zijn. Er vindt echter nauwelijks reductie plaats van ondeugdelijke of overtollige opvattingen. Het gevolg is een onstuibare en onafzienbare divergentie van deze onoverzichtelijke, warrige massa. Hierdoor heeft het 'kennisbestand' iets weg van een steeds verder uitdijende 'schuimtaart'. In principe vindt ieder hierin voor elk doel wel iets van zijn gading, een rijk gevulde 'grabbelton'.

Kortom: een groot deel van wat in de psychologie voor kennis en wetenschap doorgaat heeft de eigenaardigheid om buitengewoon fuzzy, sloppy en messy. te zijn.
Deze situatie is uiteraard goed verklaarbaar uit de eerdergenoemde factoren. We zouden het ook als een voordeel kunnen zien: zo is er misschien voor elke unieke combinatie van context - cliënt - probleem - professional - doelstelling één of andere theorie en methode te vinden die daar optimaal bij past. Dit is echter weinig realistisch: geen professional heeft inzicht en kundigheid in alles wat het vakgebied te bieden heeft. Bovendien is het de vraag of een afdoende 'pasvorm' altijd te vinden is. In de praktijk wordt de selectie daardoor sterk bepaald door persoonlijke voorkeuren, 'ad hoc' associatieve ideeën, een 'hap-snap' arbitraire aanpak en trial-and-error uitproberen van allerlei opties.

Er zijn logisch bekeken eerst enkele veelomvattende en cruciale innovaties nodig:
(·)

Reductie.


Een vergaande reductie van theorieën en methoden in het vakgebied. Welke zijn overbodig, dubbel-op, te vaag of dubbelzinnig, onhandig, verouderd, achterhaald, weerlegd?
(·)

Unificatie.


Een globale unificatie van theorieën en methoden over het menselijk functioneren. Wat zijn nu echt de hoofdlijnen die relevant en cruciaal zijn en die (vrijwel) altijd geldig zijn?
(·)

Selectie.


De beschikbaarheid van inzichten en strategieën om bij psychologische toepassingen in de praktijk een optimale selectie mogelijk te maken van passende inzichten en interventietechnieken, op vrijwel elk moment, ad hoc, ' in real time', bij elke nieuwe combinatie van factoren. Hierbij hebben we immers vrijwel altijd te maken met enigszins unieke hoofdcomponenten: context - cliënt - probleem - professional - doelstelling. Geen enkel algemeen verhaal, theorie of model, methode of techniek, geeft hier een pasklaar antwoord op.
(·)

(Re)constructie.


Herordenen van Bouwen aan een duidelijk instrumentarium voor een resultaatgerichte benadering, en het optimaliseren van wat ik 'de Drie D's' noem: doelgerichtheid, doelmatigheid, doeltreffendheid.

In principe kunnen professionals al zelfstandig aan deze doelen werken in de praktijk van het werkveld. Hiervoor is het belangrijk dat we, naast inhoudelijke psychologische kennis en vaardigheden, optimaal kunnen werken met termen en concepten - door taal- en betekenisanalyse, met redeneringen en modellen - door logische analyse, en met werkingsprincipes - door causale (d.i. oorzaak-gevolg) analyse.

(e)

De deskundigen hebben nauwelijks kennis van logica, oorzaak-gevolg en taaleffecten.


Nog steeds blijkt dat ook zwaar gekwalificeerde psychologen niet beschikken over de meest elementaire inzichten met betrekking tot de meest basale principes van logica, causale oordeelsvorming en de psychologische werking van taal.
Dit ondanks vaak vele jaren van opleiding, training, werkervaring, intervisie en supervisie. Terwijl in de praktijk steeds weer vragen op dat gebied aan de orde zijn, met name:
(·)

Logische geldigheid.


Wanneer is, in een domein van kennis, sprake van een logisch geldige redenering (in plaats van bijvoorbeeld ongeldigheid, strijdigheid of onbeslisbaarheid).
(·)

Causale werking.


Wanneer is, in een fysische of psychologische context, sprake van een echte causale relatie (anders dan enkel coïncidentie, associatie, correlatie, chronologie en dergelijke).
(·)

Informatieve waarde.


Wanneer hebben taaluitingen en non-verbale signalen echt informatieve waarde en wanneer hebben ze bedoeld of onbedoeld een ander effect, zoals suggestie, connotatie of desinformatie.

Zonder heldere logica blijft het dan ook lastig om een optimaal gebruik mogelijk te maken van de veelvormige kennis, competentie en expertise die in het vakgebied van de psychologie beschikbaar is.

Zie verder ..